Participatie zonder startkwalificatie
De samenwerkende inspecties binnen Toezicht Sociaal Domein (TSD) onderzoeken de participatie van jongvolwassenen die uitstromen uit het Voortgezet Speciaal Onderwijs, Praktijkonderwijs of de Entree-opleidingen. Deze brede en gemengde groep heeft als gemene deler dat zij uitstromen zonder startkwalificatie. Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger en biedt meer kans op een baan. Het is voor deze groep lastig een vaste baan te vinden en te behouden en om naar vermogen deel te nemen aan de maatschappij. Zij hebben vaak hulp nodig op meerdere leefgebieden. Dit alles maakt hen kwetsbaar. Vanuit het perspectief van de groep kijken de inspecties in dit onderzoek naar trends en risico’s ten aanzien van de participatie(kansen) en hoe scholen, gemeenten en zorginstanties samenwerken ten aanzien van de zorg en ondersteuning die zij bieden. Onder participatie wordt alles verstaan van regulier werk tot en met dagbesteding. Het onderzoek kent drie fasen.
Non-participatie en wetten die botsen met doelgroep
De eerste fase heeft geresulteerd in een infographic die in april 2018 is gepubliceerd. In de infographic is uitgelegd dat de persoons- en omgevingskenmerken van de groep niet goed aansluiten op de uitgangspunten van bijvoorbeeld de Participatiewet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De wetten gaan uit van zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en eigen netwerk, terwijl de jongeren meestal niet zelfredzaam zijn en vaak geen omgeving hebben waar zij op terug kunnen vallen. Daarnaast geeft de infographic uitstroomgegevens weer naar (vervolg)onderwijs, werk en uitkering en het percentage jongvolwassenen zonder werk en uitkering. De data hiervoor zijn verstrekt door het CBS. De cijfers laten onder meer zien dat één op de drie jongvolwassenen langere tijd zonder werk of uitkering zit als zij school verlaten. Het is veelal onbekend hoe zij dan de dag invullen.
Bejegening en behoud van werk
In februari 2019 is de tweede fase van het onderzoek afgerond. In deze fase hebben de inspecties ruim 30 jongvolwassenen tussen de 18 en 27 jaar, behorende tot de doelgroep, geïnterviewd over hoe het hen is vergaan sinds zij school verlieten. De gesproken jongvolwassenen vormen een afspiegeling van de (brede) groep. Op basis van de interviews is een animatie gemaakt waarin het verhaal en perspectief van hen centraal staat. De stemmen in de animatie zijn verzorgd door stemacteurs. De basis van de animatie wordt gevormd door quotes van de geïnterviewde jongvolwassenen. Wat uit de interviews onder meer naar voren komt is dat de groep zich niet altijd serieus genomen voelt door medewerkers aan het loket en/of professionals die hen ondersteunen. Ook missen de meesten een professional die langere tijd aan hen verbonden is en zich voor hen inzet. De groep kan zich daardoor afsluiten voor hulp die het wel nodig heeft.
In samenhang met de animatie heeft er tevens een update van de CBS-data uit fase 1 plaatsgevonden. De inspecties hebben nu een vierjarig beeld - dat loopt tot eind 2017 - van de uitstroomgegevens van de doelgroep. Eind 2017 bleek de groep zonder werk of uitkering, nadat zij school verlieten, groter dan in 2014. Dat de arbeidsmarkt krapper wordt en de periode van hoogconjunctuur aanhoudt, lijkt dus geen positief effect te hebben. Ook hoe lang de groep werk behoudt, lijkt niet samen te hangen met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Naarmate de tijd verstrijkt, hebben steeds minder jongvolwassenen die uitstromen uit de genoemde opleidingen werk.
Hoe verder
In het voorjaar van 2019 vindt afronding van de derde fase plaats (en daarmee van dit onderzoek). De derde fase bestaat uit ondermeer een netwerkonderzoek in de gemeente Apeldoorn en de regio Gooi- en Vechtstreek. Gekeken wordt naar het lokale/regionale netwerk van instellingen en organisaties (zoals scholen, gemeenten en zorginstanties) die de participatie van de jongvolwassenen samen moet bevorderen. Van deze resultaten is in oktober 2019 verslag gedaan. De conclusies die hierbij zijn getrokken en de aanbevelingen die worden gedaan, kunnen relevant zijn voor andere gemeenten en regio’s in Nederland.