Q&A Calamiteiten
Nee, de verplichting om een calamiteit (en geweld) tijdens de hulpverlening te melden ligt bij de aanbieders van jeugdhulp en de instellingen voor jeugdbescherming/jeugdreclassering. De betrokken instelling die een calamiteit niet (of niet meteen) meldt, is strafbaar en kan een boete krijgen. In de Jeugdwet staat wat de wetgever verstaat onder een calamiteit tijdens de hulpverlening.
De jeugdhulpaanbieder en/of de instelling voor jeugdbescherming/ jeugdreclassering is verantwoordelijk voor de kwaliteit van hulp. In het verlengde daarvan moet de aanbieder/instelling zich toetsbaar opstellen wanneer een calamiteit plaatsvindt die een relatie heeft met de jeugdhulp. Om die reden is het ook logisch dat de aanbieder/instelling een calamiteit zelf moet melden en niet de gemeente die de hulp heeft ingekocht.
Dat de verplichting tot melden ontbreekt, wil niet zeggen dat de gemeente niet mág melden. Maar zo'n melding komt voor de inspecties niet in de plaats van de verplichte melding door de jeugdhulp-aanbieder. Dat een gemeente meldt ontslaat de jeugdhulpaanbieder niet van zijn meldplicht.
Uitzondering
De gemeente heeft wel meldplicht als zij zelf ook aanbieder van jeugdhulp is, doordat ambtenaren jeugdhulp bieden voor of namens de gemeente, bijvoorbeeld in een wijkteam. In dit geval kan de gemeente als jeugdhulpaanbieder ook namens andere betrokken instellingen melden, zoals het bij elke melding mogelijk is om mede namens andere instellingen te melden.
De gemeente neemt contact op met de inspecties in specifieke situaties
In het Afsprakenkader afstemming gemeenten en rijksinspecties staat de afspraak dat gemeenten direct contact opnemen met de inspecties in specifieke situaties. Genoemd wordt: direct optreden is nodig vanwege (dreigend) gevaar of ernstige bedreiging van de veiligheid van kinderen en gezinnen. De inspecties zijn bereikbaar via telefoonnummer 088-120 5000 of via mailadres post@commissiemeldingenjeugd.nl.
Wat is de Handreiking Communicatie Gemeente(n) bij Calamiteiten Jeugdhulp?
De 'Handreiking Communicatie Gemeente(n) bij Calamiteiten Jeugdhulp' heeft als doel gemeenten een handvat te bieden voor:
- de ontvangst van meldingen van calamiteiten.
- het maken van afspraken met jeugdhulpinstellingen (waar de gemeente, al dan niet regionaal, jeugdhulp heeft ingekocht). En het maken van afspraken met gecertificeerde instellingen over het melden, afstemmen over en vastleggen van calamiteiten rond jongeren tot 18 jaar.
U kunt bij de inspecties navragen of de betrokken aanbieder(s) de calamiteit gemeld heeft bij de inspecties en of de inspecties een onderzoek instellen. En zo ja, welke vorm van onderzoek de inspecties instellen.
U kunt hiervoor uw contactpersoon van de inspecties benaderen of het mailadres van de inspecties gebruiken: post@commissiemeldingenjeugd.nl.
Ja, dat is mogelijk. Er gebeuren ook dingen die geen calamiteit zijn volgens de beschrijving in de Jeugdwet, maar die wel een ernstig signaal zijn over (het ontbreken van) de kwaliteit van de hulp. Of invloed hebben op de openbare orde.
Wanneer de inspectie zulke incidenten onderzoekt en tot een negatief zwaarwegend oordeel komt, dan stelt de inspectie de gemeente daarvan op de hoogte.
De betrokken aanbieder voor jeugdhulp of instelling voor jeugdbescherming/jeugdreclassering moet beoordelen of hier sprake is van een calamiteit volgens de Jeugdwet. Zo ja, dan moet de betreffende aanbieder/instelling een melding doen bij de inspecties.
De inspecties beoordelen dan gezamenlijk of hier inderdaad sprake is van een calamiteit volgens de Jeugdwet en bepalen gezamenlijk de verdere stappen. Afhankelijk van de beoordeling kan dat betekenen dat de inspecties de aanbieder/instelling vragen zelf een intern onderzoek in te stellen of uit te (laten) voeren. Het kan ook dat de inspecties (of een der inspecties) een eigen onderzoek uitvoeren.
De samenwerking met de gemeenten vindt plaats volgens de werkwijze die met de VNG is afgesproken.
De inspecties en de lokale Wmo-toezichthouder leggen contact als zij gezamenlijk een toezichtstaak hebben. In het daarvoor opgestelde draaiboek staat:
- hoe zij dit doen;
- hoe de communicatie met gemeente verloopt;
- hoe eventuele verdere samenwerking vorm kan krijgen.
Hier een korte uitleg. Meer informatie vind u op de website van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Calamiteit
Een niet beoogde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of ouder heeft geleid.
Geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering
Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door:
- iemand die werkzaam is voor de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling;
- of iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van de aanbieder of gecertificeerde instelling jeugdhulp verleent;
- of een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder verblijft.
Veilig Thuis moet (inderdaad) ook calamiteiten en geweld melden. Dit staat echter niet in de Jeugdwet, maar in de Wmo 2015.
In de Jeugdwet staat dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen calamiteiten moeten melden. De meldplicht voor Veilig Thuis (voorheen het AMHK) staat in de Wmo 2015 (artikel 4.2.5) en geldt als er sprake is van een calamiteit (of geweld) zoals bedoeld in de Wmo 2015. Veilig Thuis moet dan melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
De gemeente kan zelf een onderzoek instellen naar het eigen beleid en de wijze waarop zij het systeem van jeugdhulp heeft ingericht.
Gaat het om de beoordeling van het handelen bij het verlenen van de jeugdhulp, instellingen voor jeugdbescherming/jeugdreclassering? Dan is het voor de gemeente niet goed mogelijk zelf onderzoek te doen. Anders dan de inspecties heeft de gemeente geen toegang tot privacygevoelige informatie. Daarom is een onderzoek van een inspectie passend als het gaat om de beoordeling van het handelen van de jeugdhulpaanbieder of de instelling voor jeugdbescherming/jeugdreclassering.
Als de bij de calamiteit betrokken kinderen of het gezin ook gebruik maken van Wmo-voorzieningen, dan kan de Wmo-toezichthouder wél dit onderdeel van de hulp en ondersteuning onderzoeken. Wanneer de inspecties en Wmo-toezichthouders in zulke gevallen samenwerken, gebruiken zij de afspraken die hierover zijn gemaakt.
Ja, onderzoek doen is een kerntaak van de inspecties en zo’n verzoek is in lijn met de afspraken. Het betreft dan een onderzoek waarbij de inspecties de regie hebben en bepalen of en op welke wijze en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. Ook bepalen de inspecties wat de insteek van het onderzoek is.
Als de inspecties een (vooronderzoek voorafgaand aan een mogelijk) eigen onderzoek instellen naar een melding, nemen zij contact op met u als gemeente.
De inspecties en de gemeente leggen ook contact als zij gezamenlijk een toezichtstaak hebben en wijzen contactpersonen aan. Zie hiervoor ook het antwoord op de vraag 'Hoe verhoudt het toezicht van de inspectie zich tot het gemeentelijk toezicht op de Wmo?'
Het is belangrijk om vast te leggen hoe de communicatiestromen lopen bij calamiteiten. Meer informatie hierover kunt u vinden in de “Handreiking communicatie en afstemming bij een calamiteit”.
Als het gaat om onderzoek naar jeugdhulp is het antwoord nee: gemeente en inspecties hebben een andere rol en andere bevoegdheden. Wanneer de gemeente de inspecties informatie aanlevert, kunnen de inspecties afwegen of zij deze zal gebruiken of niet. Dat neemt niet weg dat de inspecties een eventueel onderzoek zelf uitvoeren.
Dit wordt anders bij onderzoek naar ketensamenwerking in het sociaal domein, waarin in het kader van één gezin/één plan behalve jeugdhulp ook hulp is ingezet die gefinancierd is vanuit de Wmo. Op die hulp heeft de gemeente wel toezicht en de inspecties niet. In dat geval kunnen de inspecties samenwerken met de lokale Wmo-toezichthouder.
Het is daarbij belangrijk dat binnen de gemeente de rollen goed gescheiden zijn en de gemeentelijke toezichthouder zijn taak onafhankelijk kan uitvoeren.
Zie hiervoor ook de VNG Handreiking voor gemeenten Inrichting van het Wmo toezicht.
Ja, maar net als de gemeente heeft een onderzoeksbureau geen toegang tot privacygevoelige informatie (dossiers).
Die informatie is belangrijk om uitspraken te doen over de kwaliteit van de primaire processen van de betrokken aanbieders en de manier waarop deze hebben samengewerkt in de keten. Als het onderzoeksbureau is aangewezen als lokale Wmo-toezichthouder, dan heeft deze wel toegang tot privacygevoelige informatie bij de Wmo-aanbieders. De inspecties hebben toegang tot deze informatie als het gaat om jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Dus een calamiteitenonderzoek laten uitvoeren door alleen een onderzoeksbureau, kent zijn beperkingen.
Zie hiervoor ook de VNG Factsheet Wettelijke kaders toezicht Wmo 2015 en Jeugdwet.
Dat kan als het onderzoeksbureau is aangewezen als lokale Wmo-toezichthouder. Is dit niet het geval, dan heeft ieder een andere rol en andere bevoegdheden. De inspecties kunnen dan wel informatie van een onderzoeksbureau gebruiken, maar dat neemt niet weg dat de inspecties in aanvulling daarop of daarnaast zelf onderzoek uitvoeren.
Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen moeten een calamiteit bij de inspecties melden als zij ten tijde van de calamiteit bij het betreffende gezin betrokken waren.
Is het wijkteam aan te merken als een jeugdhulpaanbieder, dan moet dit wijkteam zelf een calamiteit melden. Is het wijkteam een samenwerkingsverband van meerdere jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (eventueel in combinatie met ambtenaren van de betrokken gemeente)? Dan moeten de betrokken organisaties samen afspreken wie van hen meldt.
De inspecties vernemen in het geval dat wordt afgesproken om gezamenlijk één melding te doen, graag namens welke organisaties de melding wordt gedaan.
Stel uw vraag
Stond uw vraag niet tussen bovenstaande vragen? Stel hem dan via ons contactformulier.