Wat wordt van een gemeente verwacht wanneer er (vermoedelijk) sprake is van fraude in de jeugdhulp?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspecties) houden in het kader van de Jeugdwet toezicht op de kwaliteit van de jeugdhulp. Zij houden geen toezicht op de rechtmatigheid van de geboden jeugdhulp. De Jeugdwet verplicht de gemeente om bij verordening regels te stellen om mis- of oneigenlijk gebruik van voorzieningen o.g.v. de Jeugdwet te bestrijden. De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van jeugdhulp en het toezicht hierop ligt bij de gemeente.
Gemeenten dienen op grond van artikel 2.1.3 lid 4 van de Wmo 2015 in de verordening regels opstellen over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een PGB.
De Wmo 2015 verplicht gemeenten daarnaast tot het uitvoeren van periodieke heronderzoeken naar toegekende maatwerkvoorzieningen en PGB’s. Hoe vaak die onderzoeken moeten plaatsvinden is niet in de Wmo 2015 geregeld. Gemeenten kunnen zelf prioriteiten stellen en daarbij rekening houden met fraudegevoeligheid van bepaalde voorzieningen. Het is belangrijk dat een gemeente zich er bij de opdrachtverstrekking aan de toezichthouder van bewust is dat het toezicht op de rechtmatigheid vraagt om een specifieke expertise. De VNG startte daarom het loket Fraudepreventie en handhaving wmo/jeugd.
Nadere informatie is te vinden in de factsheet Wettelijke Kaders Toezicht Wmo 2015 en Jeugdwet en in de handreiking Handhaving en naleving Wmo 2015 en Jeugdwet. Zie ook de toelichting in de Richtingwijzer rechtmatige zorg.
De inspecties bezien of de geboden jeugdhulp voldoet aan de kwaliteitseisen die uit de wet- en regelgeving voortvloeien. Aspecten als fraude en valsheid in geschrifte vormen hierbij een signaal over mogelijk tekortschietende kwaliteit van jeugdhulp. De inspecties worden dan ook graag door gemeenten geïnformeerd over dergelijke (vermeende) misstanden.